Prehistorie
van 4.56 milj jaar geleden tot
3.000 BC
Hadeïcum is de
periode van 4,56 miljard
jaar geleden tot 4 miljard jaar geleden
4,56 miljard
jaar
geleden worden de
Aarde en de
planeten gevormd door accretie van materiaal uit de
zonnenevel, een proces waarbij materie samentrekt zodat er
uit veel kleine deeltjes een aantal grote ontstaan. Het Hadeïcum is het oudste
geologisch tijdperk in de geschiedenis van de Aarde. Uit
het tijdperk zijn vrijwel geen gesteenten bekend, maar op
enkele plekken op Aarde zijn kristallen met een ouderdom
uit het Hadeïcum gevonden.
Archeïcum is de
periode van 4 miljard
jaar geleden tot 2,5 miljard jaar geleden
Uit het Archeïcum zijn
vooral vondsten bekend van sterk gemetamorfoseerde
gesteenten. Er wordt aangenomen dat zo'n 70% van de
landmassa op Aarde in het Archeïcum is ontstaan. De
aardatmosfeer bevatte tijdens het Archeïcum nauwelijks
zuurstof, zodat dierlijke levensvormen niet zouden hebben
kunnen overleven.
4 miljard jaar geleden
ontwikkelt zich een
biochemisch macromolecuul, DNA of desoxyribonucleïnezuur,
dat fungeert als belangrijkste drager van erfelijke
informatie in alle organismen.
3 miljard jaar geleden ontstaan
er eencelligen, waaronder de Prokaryoten met een
eenvoudige celbouw, waarin het DNA niet omsloten wordt
door een kernmembraan maar vrij in het cytoplasma ligt en
niet alleen de celkern, maar ook andere organellen
ontbreken bij hen. In deze periode ontstaan ook de
Eukaryoten, eencelligen met een celkern en andere
organellen, dit zijn gespecialiseerde onderdelen.
Proterozoïcum is de
periode van 2,5 miljard
jaar geleden tot 541 miljoen jaar geleden
In
het Proterozoïcum vindt er een belangrijke ontwikkeling
plaats namelijk het ontstaan van een
zuurstofrijke atmosfeer en er kwamen ook een aantal zeer
sterke ijstijden voor. Het laatste deel van het
Proterozoïcum wordt gekenmerkt door een snelle
ontwikkeling van het meercellige leven.
630 miljoen
jaar geleden
ontstaat de eerste meerdelligen,
waaronder de Ediacarische Fauna, dat het vroegst bekende,
complexe meercellige leven op Aarde is.
Fanerozoïcum is de
periode van 541 miljoen
jaar geleden tot heden.
Het Fanerozoïcum wordt
gekarakteriseerd door een meer complexe fauna die niet
alleen complexe eencelligen omvatte, maar vooral
complexere en verder geëvolueerde soorten.
420 miljoen
jaar geleden
ontwikkelen zich de
eerste
vissen en amfibieën.
250 miljoen
jaar geleden
ontstaan
de dinosaurussen.
Hun voorouders waren
vermoedelijk kleine jagers die zich op vier poten
voortbewogen. Later ontstonden roofdieren die op twee
poten rondrenden.
66 miljoen
jaar geleden
zou ongeveer de helft tot driekwart
van de toen levende diersoorten het massaal uitsterven,
waarschijnlijk het gevolg van een
meteorietinslag omdat
het aannemelijk is dat de aarde in de loop van haar
geschiedenis vaak geteisterd werd door straling van
supernova's en botsingen met grote kometen en meteorieten.
Het staat bekend als het "uitsterven der dinosauriërs",
maar dat is een misleidende aanduiding, behalve
dinosauriërs verdwenen ook diverse andere groepen,
waaronder zeereptielen, vrij abrupt van de aardbodem.
Daarbij overleefde één groep dinosauriërs het namelijk
wel, de vogels.
63 miljoen jaar geleden
ontwikkelen de
zoogdieren
zich
uit soorten die meer op de huidige
reptielen leken en daarom de zoogdierachtige reptielen
worden genoemd.
10 miljoen jaar geleden leefde in het gebied van het huidige Kenia,
de
Nakalipithecus, een prehistorische soort mensaap, die
waarschijnlijk heel dicht bij de laatste
gemeenschappelijke voorouder van chimpansee en mens staat.
Steentijd is de
peiode van 2,5 miljoen jaar geleden tot 10,000 jaar
geleden.
2,5 miljoen
jaar geleden
gebruikt de mens als eerste wapen een steen. Die werd gebruikt
om te jagen en vechten, in een man-tegen-mangevecht of als
projectiel. Sinds die tijd is de overleving van de mens
nauw verbonden met zijn vermogen om te kunnen richten en
werpen.
1,7 miljoen jaar geleden
worden in het huidige China in de
provincie Yunnan samen met stenen werktuigen, de oudste
menselijke fossielen gevonden, namelijk twee tanden van de
Yuanmoumens.
700,000
jaar geleden leefden er reeds
mensen in het zuiden van Engeland, vondsten van werktuigen
hebben dit uitgewezen.
Zuid-Engeland was in die tijd door een strook land
verbonden met het vasteland. Zij joegen onder andere op
olifanten, neushoorns en nijlpaarden.
400,000
jaar geleden werd de oudste
speer ooit
gevonden, een lange stok met
een spits uiteinde eraan.
250,000
jaar geleden bevolkte de
Homo Neanderthalensis
de Lage Landen.
50.000
jaar geleden
scheidden
de huidige bewoners van China zich
af van de bewoners van West-Eurazië en ze vestigden zich in
China. Opvallend worden er uit het Chinese
paleolithicum relatief weinig stenen werktuigen gevonden,
en ze zijn vaak ook vrij primitief. Waarschijnlijk werd
vooral het algemeen voorkomende en makkelijk te bewerken
maar vergankelijke bamboe voor gereedschappen gebruikt.
40,000
jaar geleden verschijnt
in Engeland tijdens het Laat-paleolithicum de anatomisch moderne mens of
Homo Sapiens.
De Homo Sapiens vervaardigde werktuigen. Het gaat hier om
gespecialiseerde stenen werktuigen, zoals spitsen, stekers
en schrabbers.
35,000
jaar geleden ontwikkelt zich een
taakverdeling en de daarmee verbonden sociale structuren.
Grotten en rotsen worden in deze periode als onderdak
gebruikt.
25,000
jaar geleden wordt de speer voorzien van een
punt van steen.
20,000
jaar geleden
verandert de pijl-en-boog de
jacht en oorlogvoering van de mens radicaal. De pijl is
het eerste echte ‘projectielwapen’ dat op grote afstand
dodelijk kan zijn. De oudste vondst stamt uit het
Midden-Oosten en dateert van.
17,000
jaar geleden was het
huidige grondgebied van Frankrijk al bewoond.
Grotschilderingen zoals die van de cro-magnonmens geven
een indruk van de hoogstaande artistieke prestaties van
deze vroege bewoners.
15,000 BC
bewonen de indianen Noord- en Zuid-Amerika,
zij stammen af van migranten uit het noordoosten van Siberië
die over de Beringstraat naar Amerika zijn getrokken.
Bijna alle indianen hebben zwart sluik haar en een donkere
huidskleur. Zowel in het zuidwesten, met de Anasazi als in
het Mississippigebied met de Cahokia, bestonden inheemse
culturen die een aanzienlijk peil van ontwikkeling gekend
hebben maar tot een hoogcultuur zoals in Mexico of
Zuid-Amerika is het echter op het grondgebied van de
Verenigde Staten niet gekomen.
14,000 BC
tijdens de Archaïsche periode,
werd Mexico bevolkt door jager-verzamelaars. Over hoe het
Amerikaanse continent bevolkt is geraakt bestaan meerdere
theorieën, de theorie dat zij via de bevroren Beringstraat
zijn overgestoken geniet het meeste aanhang.
11,000 BC
werden er menhirs, dolmens en andere megalieten in
Bretagne en in Frankrijk geplaatst. Het doel
daarvan is niet altijd duidelijk, maar vermoedelijk hadden
ze een religieuze betekenis.
10,000
BC zorgden het gebruik van
stenen werktuigen, de landbouw, de veeteelt, het
pottenbakken en de nederzettingen voor het ontstaan van
grote stammen. Net als in de rest van Noord-Europa heerst
er in Engeland, de laatste ijstijd. Daarna wordt het
geleidelijk warmer. De toendra's maakten plaats voor een
afwisselende begroeiing met vooral in het zuiden en westen
dichte bossen. Eerst verschijnen berken, dennenbomen en
hazelaars daarna volgen eiken, iepen en essen. De aldus
ontstane lofbossen zijn voor vele planten- en diersoorten
een gunstige habitat. Een aantrekkelijke prooi voor jagers
is het edelhert, de ree en het everzwijn. De hond, het
eerste door de mens gedomesticeerde dier, dient hem tot
hulp bij de jacht. De jager-verzamelaars vervaardigen de
pijl en de boog. Zij zijn meer dan voorheen geneigd zich
op een vaste plaats te vestigen. Ook de handel neemt in
deze tijd duidelijk toe.
9,000 BC
zijn in
Mexico de oudste sporen van landbouw aangetroffen in het Dal van
Tehuacán,
één van de vijf ontstaansgebieden van
landbouw. De belangrijkste landbouwproducten waren
maïs, pompoenen en pepers. Ook werd de kalkoen
gedomesticeerd.
8,000
BC heeft er in
Egypte een migratie plaats
gevonden naar de Nijlvalei. De reden was de voortdurende
uitdroging van de oases in de Sahara die de voorouders van
de Egyptenaren ertoe dreef om zich permanent rond de Nijl
te vestigen.
7,000 BC
ontstaan er in Neder-Mesopotamië
ommuurde marktsteden.
6,500
BC
smelt de ijskap ten gevolge van de verandering van
het klimaat en stijgt de zeespiegel waardoor de landbrug die het
huidige Engeland tot dan toe met Frankrijk had verbonden,
wordt overstroomd. Hier lag voortaan het Nauw van Calais.
Groot-Brittannië was een eiland geworden. Uiteraard hadden
deze veranderingen gevolgen voor flora en fauna. Rendieren
en wilde paarden werden zeldzamer. Er werd nu vooral op
herten, elanden en oerossen gejaagd. Landbouw en veeteelt
deden hun intrede op de Britse Eilanden. De innovatie
ontstond deels uit noodzaak, omdat door bevolkingsgroei en
overbejaging onvoldoende wild overbleef om te voorzien in
de voedselbehoefte van de mensen. Het nomadenbestaan
maakte plaats voor wonen in permanente nederzettingen,
waar boeren voedsel verbouwden, ambachtslieden werktuigen
vervaardigden en handelaren contacten onderhielden met
andere nederzettingen. Overigens legde niet iedereen zich
op landbouw toe, sommigen bleven jagen, vissen of voedsel
verzamelen. Op termijn bleek landbouw een grotere
hoeveelheid voedsel op te leveren. Dit stimuleerde de
vervaardiging van aardewerk als kookgerei en om het
voedsel in te bewaren.
6,000
BC
was de landbouw in China al ver
ontwikkeld was. Uit vondsten blijkt een geslaagde
domesticatie van honden, varkens, kippen en mogelijk ook
van waterbuffels. De productie van aardewerk om voedsel te
verzamelen, te vervoeren en te bereiden, was al eerder
begonnen, nog voordat men begon gewassen systematisch te
verbouwen. Dankzij stijlverschillen in het gevonden
aardewerk en de stenen landbouwwerktuigen werd het voor
archeologen mogelijk om verschillende regionale culturen
van elkaar te onderscheiden.
Kopertijd is de
periode van 5,500 BC tot
3,000 BC.
Aanvankelijk werd alleen
gedegen koper gebruikt, zoals het in de natuur voorkomt.
Pas in het 5e millennium BC werd ontdekt dat bepaalde
ertsen, wanneer ze verhit worden, ook koper opleveren.
Daar waren wel speciale ovens voor nodig, want een gewoon
houtskoolvuur wordt nooit warmer dan 630°C en het
smeltpunt van koper ligt bij 1085°C.
5,500 BC
ontstaat in Zuidelijk Mesopotamië de
Obeidcultuur (5.500 BC-4.000
BC) van met centrum Obeid, deze cultuur is
gebaseerd op veeteelt en landbouwcultuur door middel van
irrigatie.
4,700 BC
in Midden-Egypte beginnen
mensen aardewerk te maken en hun doden
te begraven op begraafplaatsen.
4,000 BC
ontstaat in zuidelijk Mesopotamiëde
Sumerische beschaving
(4.000 BC-2.000 BC)
met centrum Uruk als als opvolging van de Obeidcultuur.
3,500 BC
in Egypte ontstaat een eenvoudige dorpcultuur en later ontstaan er
steden met sociale diversiteit, de macht wordt
gecentraliseerd en er worden contacten gelegd met
Mesopotamië. In zuidelijk Engeland nemen
de landbouwopbrengsten toe door het gebruik van de ploeg.
Dit was een reden om bossen te rooien. De 'grote
huisdieren', schapen, geiten, varkens en runderen, werden
om diverse redenen gehouden. Behalve vlees leverden zij
melk en wol. Sommige werden als last- of trekdier
gebruikt. Het wiel doet zijn intrede. In de Lage Landen worden
landbouw en veeteelt op hoger gelegen gronden een
hoofdbron van bestaan. Men leert wol te spinnen en te
gebruiken als kleding.
3,400
BC
is het begin van de megalithische
cultuur op Malta.
3,200 BC
is het begin van de Indusbeschaving
(3.200 BC-1.900 BC). Aan de Indusvallei
ontstaan er steden. Handelsnetwerken verbinden deze
cultuur met verwante aangrenzende culturen en met de
bronnen van grondstoffen zoals lapis lazuli, een
doorzichtig blauwachtig gesteente, en andere fijne stenen
die gebruikt worden voor het maken van kralen voor
halssnoeren. In deze periode worden door de dorpelingen
ook talloze soorten groenten gedomesticeerd, zoals erwten,
sesamzaad, dadels en katoen, evenals dieren zoals de
waterbuffel. De vroegste voorbeelden van het Indusschrift
dateren uit deze periode.
3,200 BC
ontstaan van de
Longshancultuur (3.200
BC-1.850 BC) kenmerkend was het zwart,
flinterdun aardewerk. Uit de manier van begraven en de
fabricage van kostbare grafgiften bleek een steeds
verdergaand proces van gelaagdheid van de bevolking in
sociale klassen. Ook geweld ging aanwijsbaar een grotere
rol spelen. Steden werden ommuurd en er zijn verminkte
skeletten uit die tijd terug gevonden. Mogelijk is dit de
periode van de 'tienduizend staten'. Deze term wordt in de
traditionele geschiedschrijving gebruikt als omschrijving
van de in dorpen geordende agrarische gemeenschappen van
centraal China gedurende de periode van de Vijf
Oerkeizers. Hier lagen de wortels van de Shang- en
Zhoucultuur en, als die daadwerkelijk heeft bestaan, ook
die van de Xia-dynastie. Hoe deze staten uit de
Longshancultuur zijn ontstaan is echter nog steeds
onduidelijk. In China wordt zijde gesponnen en tot stoffen
geweven.
|