**********

Middeleeuwen

van 500 AD tot 1.300 AD

Zesde eeuw

500 AD terwijl elders in Frankrijk het gebruik van Keltische talen verdwenen was, zorgde in Bretagne een grootschalige Keltische migratie vanaf de 6e eeuw vanuit Cornwall en Wales, onder druk van Angelsaksische invallers aldaar, voor een versterking van het Keltische element, dat bijdroeg aan duizend jaar succesvolle verdediging tegen Frankische, respectievelijk Franse macht en invloed. Het oosten van Frankrijk werd in het begin van de 6e eeuw beheerst door de Germaanse Bourgondiërs. De Visigoten beheersten een gebied dat heel Frankrijk ten zuiden van de Loire en vrijwel het hele Iberische Schiereiland omvatte. Clovis' Frankische Rijk besloeg aan het eind van zijn bewind al een groot deel van het westen en noorden van het huidige Franse grondgebied, maar viel na Clovis' dood weer uiteen in diverse koninkrijken. In de loop van de 6e eeuw werden niettemin de gebieden ten noorden van de Pyreneeën door de Franken ingelijfd.

511 AD na de dood van Clovis I wordt volgens de Salische Wet, het Frankische Rijk verdeeld onder zijn 4 zonen, Theuderic I krijgt Reims, Childebert I (496 - 558) krijgt Parijs, Chlodomer (495 - 524) krijgt Orléans en Chlotharius I (497 - 561) krijgt Soissons daarna werd het Rijk nog enkele keren terug herenigd en verdeeld.

526 AD na de dood van Theodorik de Grote, de koning van de Ostrogoten, groeien de katholieke Romeinen en de ariaanse Ostrogoten uit elkaar. Dit zet de Oost-Romeinse keizer Justinianus I (482 - 565) er toe om de Ostrogoten de oorlog te verklaren. Metropolen als Milete, Athene, Alexandrië en de andere hellenistische hoofdsteden raken na enkele eeuwen van grootse ontwikkelingen in verval. Als deel van het Oost Romeinse of Byzantijnse Keizerrijk heeft Griekenland veel last van vijandelijke invallen.

534 AD veroverden de Franken voorgoed het koninkrijk van de Bourgondiërs. Het wordt een deel van het Frankische Rijk. Na de Frankische annexatie vewatert het onderscheid tussen Franken en Bourgondiërs en gaan beide volkeren geleidelijk op in de omringende Latijnssprekende bevolking.

533 AD verslaat het Byzantijnse Rijk de laatste Ostrogotische koning en verovert Italië. Van de Romeinse bestuurlijke en culturele erfenis blijft niet veel meer over. Volgens de meeste deskundigen werd hiermee de klassieke oudheid voor Italië definitief beëindigd.

568 AD onstaat het Lombardische Rijk (568 - 774), wanneer de Byzantijnen een deel van Italië verliezen aan de Longobarden, die later ook de andere delen van Italië, die nog onder Byzanthijns beheer stonden, veroveren.

581 AD wordt de Sui-dynastie opgericht door de generaal Yang Jian (541 - 604), de latere Keizer Sui Wendi, door de troon van de Noordelijke Zhou-dynastie te grijpen, en vervolgens het rijk van de Chen-dynastie in het zuiden van China te veroveren. Hij vestigde zijn hoofdstad in de stad Chang'an, het huidige Xi'an. De dynastie werd gekenmerkt door hereniging van zuidelijk en noordelijk China en de bouw van het Grote Kanaal. Er vonden diverse hervormingen plaats door de keizers Wen en Yang. Zo werd er een systeem van landverdeling ingesteld om de sociale kloof te dichten. Dit resulteerde in een verbeterde landbouwproductiviteit. Ook werd de regeringsmacht gecentraliseerd en de munteenheid werd gestandaardiseerd en verenigd. De defensie werd beter en de Grote Muur werd uitgebreid. Het boeddhisme verspreidde zich dankzij patronage door het keizerlijke hof en de administratie. De snelle ondergang van de Sui-dynastie wordt toegeschreven aan de tirannieke eisen van de overheid. Het volk droeg een verpletterende last van belastingen en verplichte arbeid. Deze middelen werden vooral gebruikt voor de voltooiing van het Grote Kanaal, een grote bouwonderneming die veel geld en mankracht vereiste. Hetzelfde gold voor de wederopbouw van de Grote Muur. Verzwakt door dure en rampzalige militaire campagnes tegen Korea, desintegreerde de dynastie als gevolg van een combinatie van volksopstanden, moord en verlies van loyaliteit aan de leiders.

570 AD wordt de profeet Mohammed (570 - 632), stichter van de Islam, in Mekka geboren, later veroverde hij het Arabisch schiereiland.

Zevende eeuw

600 AD wordt voor het eerst in het Chinese Keizerrijk papiergeld gebruikt, dat per definitie fiduciair geld is, dwz dat het zijn waarde niet ontleent aan de materie waaruit het gemaakt is, maar aan het vertrouwen dat er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden.

Op de Britse eilanden volgen de aanvallen van de Noormannen, afkomstig uit Denemarken, mekaar snel op.

610 AD wordt het Grieks de officiële taal van ambachtelijke stukken in het Byzantijnse Rijk.

618 AD bouwden de Tang-heersers, van gemengd Chinese, Xianbei en Turkse afkomst, tijdens de Tang dynastie van 618 tot 907, China uit tot een expansief en kosmopolitisch rijk. De eerste keizers breidden de Chinese macht uit naar Korea en Centraal-Azië. De aanleg van het Grote Kanaal tussen het opkomende zuiden en het strategisch belangrijke noorden, de bouw van twee grote hoofdsteden Chang'an (nu Xi'an) en Luoyang en de groeiende binnenlandse en buitenlandse handel stimuleerden de economische ontwikkeling. De bevolking kon daardoor van 50 miljoen tot ongeveer 80 miljoen inwoners groeien. De hoofdstad Chang'an was met een miljoen inwoners de grootste stad ter wereld. Via de zijderoute trokken handelaren, geleerden en volgelingen van tal van religies naar de Chinese hoofdstad. Zij verrijkten de Chinese cultuur met nieuwe vormen van muziek en dans. Het uit India afkomstige boeddhisme drukte in de Tangperiode een groot en blijvend stempel op de Chinese cultuur. De periode geldt ook als een van de hoogtepunten van de Chinese literatuur. De uitvinding van de blokdruk zorgde voor een brede verspreiding van literaire en religieuze teksten. De Tangdynastie blies het examenstelsel nieuw leven in als manier om goed geschoolde ambtenaren aan te trekken. In het landsbestuur, de belastinginning en de rechtspraak werden nieuwe vormen geïntroduceerd die tot het einde van de keizertijd in stand bleven.

622 AD begon "de Hidjra", de migratie van de islamitische profeet Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Medina. De Hidjra wordt binnen de islam zo belangrijk geacht dat ze het begin van de islamitische jaartelling is en dat aan het begin van ieder hoofdstuk in de Koran staat aangegeven of het voor of na de Hidjra werd geopenbaard. De islamitische veroveringen vinden plaats onder leiding van de islamitische profeet Mohammed en zijn opvolgers, de kaliefen. Onder Mohammed en de eerste drie Rechtgeleide Kaliefen van 622 tot 656, werden het Arabisch Schiereiland, Mesopotamië, Perzië, Palestina, Syrië en Egypte veroverd, Een opkomende macht in het Midden-Oosten, het Islamitische Arabische Kalifaat vervangt de dominante rol van Perzië en Byzantium. Een kalifaat is een staat die geregeerd wordt door een kalief, dat wil zeggen een opvolger van de islamitische profeet Mohammed. Met de benaming kalifaat, te vertalen als "opvolgerschap", eist een staat zodoende rechtstreeks de politieke erfenis van Mohammed op, en staat daarmee in rang boven een Sultanaat en een emiraat. Vrijwel altijd beweert de heersende dynastie van een kalifaat dan ook af te stammen van Mohammed, in het bijzonder van zijn dochter Fatima Zahra.

623 AD verschuift in het Frankische Rijk de feitelijke macht naar de Hofmeier, Pepijn van Landen (580 - 639). De Merovingische koningen voerden vele oorlogen, vaak onderlinge burgeroorlogen tussen Merovingische familieleden om de heerschappij over het hele Frankische Rijk en velen van deze koningen stierven op het slagveld of ook dikwijls bij een moordaanslag van concurrenten. In vele gevallen was de opvolger vaak minderjarig en kon nog niet zelfstandig regeren. De post van Hofmeier of Major Domus werd gecreëerd om het koninkrijk te regeren totdat troonopvolgers volwassen waren, maar omdat het een post was die permanent bleef en zelfs erfelijk werd, waren de hofmeiers op den duur eigenlijk degenen die de echte macht hadden over het Frankische Rijk, zelfs wanneer de koningen volwassen waren geworden.

627 AD verslaan de Byzantijnen, onder leiding van keizer Heraclius (575 - 641), de Perzen.

610 AD is de Koran het enige boek, van de door moslims erkende islamitische heilige boeken, dat zuiver zou zijn overgeleverd. Volgens de islamitische traditie zijn de woorden in de Arabische taal door God via de engel Djibriel aan de profeet Mohammed geopenbaard. De Koran wordt beschouwd als het eerste prozawerk uit de Arabische literatuur en heeft een grote invloed gehad op de literaire ontwikkeling van het Arabisch. Volgens de islamitische overlevering werd de Korantekst in de periode van 610 tot 632 in delen door de engel Djibriel aan Mohammed geopenbaard. De openbaringen werden vervolgens door zijn volgelingen door middel van recitatie uit het hoofd geleerd en fragmentarisch opgeschreven op stukken perkament, hout en bot.

640 AD terwijl de Arabische legers van de Levant nu ook Noord Afrika en Sicilië veroveren, wordt Egypte door de Arabieren veroverd vanuit Medina en Mekka en dit is het begin van het Vroeg Islamitisch Egypte van 640 tot 1250.

650 AD is het exacte recept voor het Byzantijnse wapen uit deze periode, namelijk het Grieks vuur, verloren gegaan, wordt het was bijna onmogelijk om Grieks vuur te blussen en het kon bovendien ook op water branden.

656 AD begint de Eerste Fitna (656 - 661), een successieoorlog die leidde tot verscheuring van de Islam tot Soenisme en Sjiisme. Het soennisme is de stroming binnen de islam met de meeste aanhangers en het grootste verspreidingsgebied. De naam soennisme is afgeleid van het woord Arabische woord soenna wat 'traditie' betekent. De volledige naam van het soennisme betekent "de volgelingen van de traditie en de gemeenschap", vaak afgekort met "de mensen van de traditie". Sjiieten of shi'a zijn volgelingen van de islamitische profeet Mohammed. Zij geloven dat Mohammed zelf zijn neef Ali ibn Aboe Talib als zijn opvolger aanwees. De sjiieten verwerpen de eerste drie kaliefen van het soennisme als politieke en religieuze leiders.

680 AD neemt Pepijn van Herstal (635 - 714), stamvader van de Karolingische dynastie, het hele Frankische Rijk over waardoor de macht verschuift van de Salische naar de Ripuarische Franken.

Achtste eeuw

700 AD , de komst van de ganzenveer verdringt de bamboe- en rietpen die tot dan gebruikelijk zijn. De veer wordt op de juiste wijze bewerkt en in de inkt gedoopt, waardoor deze zich vol zuigt met inkt en ermee geschreven kan worden.

711 AD   rukten de islamitische Saracenen, ook wel Moren genoemd, plotseling zeer snel op vanuit het Iberische Schiereiland, waar zij de daar bestaande Visigotische koninkrijken vrijwel helemaal van de kaart hadden geveegd. Deze Moslims veroveren een deel van Spanje en Portugal, wat zij het Al-Andalus noemden.

Hofmeier Pepijn de Korte (714 - 768), wordt door de Paus tot koning gezalfd. Pepijn de Korte verdeelde het Frankische rijk in gouwen of pagi, de latere graafschappen, waaronder Flandrensis (Brugge), Turnacensis (Doornik), Gandensis (Gent), Bracbatensis en Toxandri (Brabant), deze graafschappen worden bestuurd door een gouwgraaf.

732 AD konden de Franken zich voldoende verenigen onder leiding van Karel Martel (689 - 741), een hofmeier van de Merovingers, om de Saracenen zuidwaarts terug te drijven over de Pyreneeën. De Slag bij Poitiers (732) en de in het Roelandslied vereeuwigde Slag van de Roncevaux-Pas (778) vormen hoogtepunten in deze strijd, die bijdroeg aan de opkomst van de Karolingische dynastie.

Karel de Grote (747 - 814), de zoon van Pepijn de Korte, brengt de Karolingische macht tot een hoogtepunt.

774 AD wordt Noord-Italië door Karel de Grote, koning van de Franken, veroverd op de Oost-Germaanse Lombarden en de Turks-Mongoolse Avaren worden tussen 791 en 797 verslagen in de Donauvlakte.

750 AD ontstaat het kalifaat van de Abbasiden, een islamitisch rijk dat tot 1258 zal duren, en geregeerd door de Abbasiden-dynastie wanneer de Abbasiden vrijwel het hele kalifaat van de Omajjaden overnemen. Aan het hoofd van het rijk stond de kalief, die de wereldlijke leider was. De Omajjaden behielden echter Al-Andalus en hergroepeerden zich in 756 uiteindelijk tot het emiraat Córdoba, later kalifaat Córdoba, dat tot 1031 standhield.

Negende eeuw

800 AD wordt Karel de Grote in Rome door Paus Leo III tot keizer van het Frankische Rijk gekroond. Zowel de Duitsers als de Fransen voeren het begin van hun nationale geschiedenis terug tot Karel de Grote. Zijn Rijk omvatte Frankrijk, Duitsland, Belgie, Nederland, Zwitserland, Oostenrijk, Noord-Spanje en Noord-Italie. Karel had deze paus niet geheel belangeloos gesteund bij een machtsstrijd in het Vaticaan. Hiermee werd de status van het Karolingische Rijk als opvolger van het West-Romeinse Rijk en tegenhanger van het Oost-Romeinse Rijk bezegeld. Vooral om dit laatste was het de paus te doen, hij wilde onafhankelijker van het Oost-Romeinse Rijk worden.

810 AD verspreidden Slavische nederzettingen zich over het gebied van de Donau tot Griekenland en van de Zwarte Zee tot Kroatië, alzo komt de vorming van Oost-Europa tot stand.

813 AD in cultureel opzicht was er sprake van een Karolingische renaissance, die door Karel de Grote persoonlijk gestimuleerd werd. De spreekwoordelijke 'donkere Middeleeuwen' werden wat opgeklaard. Het Latijn kreeg een officiële status als cultuurtaal, het zich uit het Volkslatijn ontwikkelende Frans was er kennelijk nog niet rijp voor. Op het concilie van Tours, door Karel de Grote bijeengeroepen, werd echter wel bepaald dat in de kerken gepreekt moest worden in de volkstaal in plaats van het Latijn.

814 AD veroverden de Franken ook aanzienlijke gebieden ten oosten van de Rijn, waarbij zij de nog heidense Germaanse Saksen 'met tongen van ijzer', dat wil zeggen met het zwaard, bekeerden tot het katholieke christendom. De expansie van het Frankische Karolingische Rijk bereikte een hoogtepunt.

834 AD Vikingen, Moren en Magyaren vallen het Frankische Rijk binnen waardoor het Karolingische rijk uiteen valt, de bevolking zoekt haar heil bij plaatselijke krijgsheren, die verdedigingswerken hadden laten optrekken als burchten en wallen, en ridders hadden opgeleid en ingehuurd.

Lodewijk, de Vrome (778 - 840) verdeeld na zijn dood het Karolingische Rijk onder zijn 3 zonen.

De vroegere Frankische gouw Pagus Flandrensis wordt het Graafschap Vlaanderen, onder leiding van Boudewijn met de IJzeren Arm of Boudewijn de Goede (840 - 879), de eerste graaf van Vlaanderen. Het graafschap voert een onafhankelijke koers tegenover zijn leenheer, de Franse koning Karel de Kale.

842 AD   werd de oudste bewaard gebleven Franse tekst, in het tweetalige Frans en Duits opgemaakt, "de Eed van Straatsburg", waarin Karel de Kale (823 - 877) en Lodewijk de Duitser (806 - 876) ten koste van hun broer Lotharius I (795 - 855) de deling van het rijk voorbereidden. Uit de in dit document voorgestelde deling zijn in 843 krachtens het Verdrag van Verdun het West-Frankische Rijk, het Oost-Frankische Rijk en daar tussenin Midden-Francië voortgekomen.

843 AD wordt het Verdrag van Verdun getekend dit verdeelt het Frankische Rijk in West-Francië (Vlaanderen, Frankrijk, Aquitanië en Nood-Spanje), in Midden-Francië (Friesland, Brabant, Lotharingen, Bourgondië, Provence en Noord-Italië) en in Oost-Francië (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en West-Kroatië). De Macedonische renaissance begint in het Byzantijnse Rijk, dit was een tijd van toegenomen belangstelling voor klassieke geleerdheid. Deze periode kende ook een opbloei van de literatuur en onderwijs was opnieuw een prioriteit geworden. Ondertussen trachtten hervormingen in de wet de macht en de groei van grote grondeigenaren te beperken door handelsgilden te vormen.

847 AD ontstaat in Zuid-Italië het emiraat Bari, een islamitisch rijk, dat later in 871 door Byzantijnen wordt heroverd

855 AD bij de dood van Lotharius I, valt Midden-Francië, dat zich uitstrekte van Friesland in het noorden tot halverwege het Italiaanse schiereiland in het zuiden, en geen levensvatbare eenheid bleek, uiteen. Door het Verdrag van Prüm, wordt Midden-Francië verdeeld in het koninkrijk Lotharingen, het koninkrijk Provence en het koninkrijk Italië. Het Rijk van de Franken heeft nu vier koningen en een keizer :

  • Het Koninkrijk Lotharingen met koning Lotharius II (835 - 869),

  • Het Koninkrijk Provence waaronder Bourgondië valt, met koning Karel van Provence (845 - 863),

  • Het Koninkrijk Italië met koning Lodewijk II (825 - 875), die tevens keizer van het Roomse Rijk was,

  • West-Francië met koning Karel de Kale 

  • Oost-Francië met koning Lodewijk de Duitser

870 AD wordt Lotharingen door het Verdrag van Meerssen,verdeeld onder Karel de Kale van West-Francië en Lodewijk de Duitser van Oost-Francië. Waarbij het graafschap Vlaanderen onder Frans bewind valt en het Hertogdom Brabant onder Duits bewind.

878 AD  wordt er in Groot Brittannië na een reeks oorlogen een verdrag gesloten, de "Danelaw", waarbij de Noormannen de noordoostelijke helft van het Britse eiland krijgen.

882 AD ontstaat het Kievse Rijk, ook wel bekend als de Kievse Roes, het is een vroegmiddeleeuwse voorloper van het huidige Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland en had als centrum de stad Kiev. Vanaf de late 8e eeuw ontstond de handelsroute van de Varjagen naar de Grieken, een handelsroute die vrijwel geheel over water ging en die Scandinavië met het Byzantijnse Rijk verbond. De route stelde de oorspronkelijk uit Zweden stammende Varjagen in staat om een profijtelijke handel met het Byzantijnse Rijk op te zetten. Volgens de Nestorkroniek nodigden Slavische en Finse stammen in de omgeving van Novgorod de Varjager Rurik uit om hun heerser te worden. Varjagen, waren de Vikingen of Noormannen die vanuit Scandinavië naar het oosten trokken, om handel te drijven, om te dienen als huursoldaat of om zich er te vestigen. Een deel van hen, de Roes, stichtte het Kievse Rijk. De Vikingen hadden slaven en tijdens hun rooftochten ontvoerden ze mensen en maakten die tot slaaf. Slaven verrichten op de boerderij het zware werk, koren malen, vee hoeden en brandhout verzamelen. Ze hadden vrijwel geen rechten, maar werden over het algemeen goed behandeld. De meeste slaven waren van rooftochten op vreemde kusten afkomstig, maar ze konden ook door begane misdaad tot slavernij worden veroordeeld of slaaf worden door zichzelf te verkopen om een schuld af te lossen.

Tiende eeuw  

904 AD wordt in China toevallig een explosief mengsel, het buskruit, uitgevonden en ze ontdekten dat het zware verbrandingen kon veroorzaken. De oudste vorm is zwart buskruit, dat bestond uit een poeder van salpeter, houtskool en zwavel. De Chinezen gebruiken het buskruit voor het eerst op het slagveld, en daarmee vergroten ze het effect van de vuurpijl. Het gebruik wordt uitgebreid tot explosieven als granaten en brandbommen die vanuit een katapult worden afgeschoten.

907 AD ontstaan de Vijf Dynastieën en Tien Koninkrijken, dit is het einde van de Tang-dynastie.

910 AD wordt de Heerlijkheid Mechelen door Karel de Eenvoudige (879 - 929), koning van West-Francia, toegewezen aan het prinsbisdom Luik, dat deel uitmaakte van Midden-Francia of Lotharingen.

951 AD valt De Oost-Frankische keizer Otto I (912 - 973) Noord-Italië binnen.

960 AD begint van de Song-dynastie, die tot 1279 zal blijven duren. Het was een periode van politieke verdeeldheid. Dit bood niet-Chinese volkeren de mogelijkheid eigen staten te vormen. In het noordoosten stichtten de Kitan, invallers uit het huidige Mantsjoerije hun eigen Liao-dynastie. In het zuidwestelijke Yunnan vestigden inheemse stammen het koninkrijk Dali. In het zuiden maakte Vietnam zich onafhankelijk. Economisch verschoof het zwaartepunt steeds duidelijker van het gebied ten noorden van de Jangtsekiang naar de meer zuidelijk gelegen gebieden. In tegenstelling tot het noorden kenden die gebieden in deze periode juist een versnelde economische ontwikkeling. Ten tijde van de Song-dynastie werd China voor het eerst sinds de val van de Tang-dynastie terug herenigd. Gedurende de tussenliggende jaren, bekend als de Vijf Dynastieën en Tien Koninkrijken was China verdeeld tussen een noordelijk en een zuidelijk deel waarin de verschillende regeringen elkaar in een hoog tempo aflosten. De oprichters van de Song-dynastie hadden een effectieve gecentraliseerde bureaucratie opgezet, met veel hoogopgeleide ambtenaren. Plaatselijke militaire gouverneurs en hun aanhangers werden vervangen door vanuit het hof aangewezen ambtenaren. Dit systeem van burgerbestuur leidde tot een grotere controle en meer macht in handen van de keizer dan bij eerdere dynastieën het geval was. De Song-dynastie heeft veel gedaan aan de ontwikkeling van de steden, niet uitsluitend voor bestuurlijke doeleinden maar ook als centra voor handel, industrie en koopvaardij. De plaatselijke ambtenaren woonden in de provinciale centra tussen winkeliers, kunstenaars en handelaren. Er verscheen ook een welvarende middenstandsklasse. Met de verspreiding van de boekdrukkunst en het onderwijs groeide de handel en een markteconomie verbond de kustprovincies met het binnenland. Grondbezit en werken in dienst van de overheid waren niet langer de enige middelen om tot welvaart en aanzien te komen. De opkomst van papiergeld en een uniform belastingstelsel vormden de basis voor een echt landelijke handelsmarkt. Ten tijde van de zuidelijke Song kwamen er ook particuliere scholen en uitgeverijen. Tegelijkertijd voltrok zich een soort van industriële revolutie in China. Belangrijke Chinese uitvindingen uit deze periode zijn de heteluchtballon, het buskruit, het kanon, de vlammenwerper, de boekdrukkunst. Naast deze bekende uitvindingen werden in dezelfde tijd in China nog vele andere technologische vindingen gedaan. Op cultureel gebied verfijnde men veel van de ontwikkelingen gemaakt in voorgaande eeuwen. Hierbij hoorde het ideaal van de universele mens die de kunsten van de leerling, dichter, schilder en staatsman verenigde, maar ook geschiedschrijving, kalligrafie en het maken van porselein. De wijzen van Song zochten antwoorden op allerlei filosofische en politieke vragen van Confucius' klassieken. Deze hernieuwde interesse voor de confucianistische idealen en de oude maatschappij viel samen met het verval van het boeddhisme, dat door de Chinezen werd gezien als vreemd en weinig behulpzaam bij het oplossen van politieke en andere problemen.

Het Byzantijnse Rijk herovert delen van Mesopotamië en de Levant.

969 AD verovert het Sjiitisch Tunische vorstenhuis van Fatimiden Egypte vanuit Noord Afrika.

985 AD migreerden de Seltsjoeken onder leiding van Selçuk richting Anatolië waar ze hun rijk stichtten, de dynastie van Seltsjoek was oorspronkelijk een stam van de Oghuz-Turken die ten noorden van de Kaspische Zee en Mongolië woonden. Voor de komst van de Seltsjoeken, was de politieke eenheid in de moslimwereld uiteengevallen in een reeks lokale staten. De macht en het prestige van de Abbasidische kaliefen was geslonken. Het kalifaat werd voorts blootgesteld aan een reeks aanvallen van alle kanten. In de oostelijke Middellandse Zee namen de Byzantijnse offensieven toe. De Byzantijnen heroverden Cyprus, Kreta en Syrië en trokken verder tot aan Jeruzalem. De Georgiërs wisten in de Kaukasus een staat te stichten en begonnen van daaruit de moslimlanden binnen te vallen. In Europa werd het kalifaat van Al-Andalus in Spanje bedreigd. Een gevolg van dit alles was dat de eens bloeiende handel met China via de zijderoute bijna geheel stil gevallen was. Precies rond deze tijd, toen de moslimwereld een politieke, culturele en economische crisis doormaakte, transformeerde de komst van de Turkse Oğuznomaden uit de Centraal-Aziatische steppen het lot en de toekomst van de moslimlanden. De stamvader van de dynastie was Selçuk (Seltsjoek), maar als de eigenlijke grondlegger van de staatsmacht geldt diens kleinzoon Togrul Beg (990 - 1063).

987 AD ontwikkelt het land dat aan de Franken zijn naam ontleent, zich geleidelijk tot een natiestaat met Parijs als machtscentrum en de van het Latijn afgeleide voertaal Frans. De dynastie der Karolingers wordt opgevolgd door die van het Huis Capet. Hugo Capet (941 - 996) wordt de eerste koning van het Koninkrijk Frankrijk. Parijs werd toen ook officieel de hoofdstad. In die tijd kreeg de feodale maatschappijstructuur vorm. Het leenheerschap kreeg een erfelijk karakter, waardoor de adel ontstond, met graven, hertogen, en op lager niveau baronnen, markiezen en jonkheren. Ongeveer tegelijk met het uiteenvallen van het Karolingische Rijk begonnen de invallen van de uit Scandinavië afkomstige Vikingen, ook bekend als de Noor(d)mannen, waarvan Frankrijk net als vele andere delen van Europa twee eeuwen lang te lijden had. Deze invallen, die aanvankelijk plaatselijke verrassingsaanvallen waren, hebben de feodale bestuursstructuur in de hand gewerkt. Het centrale gezag kon niet snel genoeg reageren op zulke aanvallen, zodat initiatief van plaatselijke machthebbers onontbeerlijk werd. Uiteindelijk vestigden een aantal van de invallers zich aan de noordkust, in een gebied dat daarom het hertogdom Normandië, het land van de Noormannen, genoemd werd.

In Brittanië vermengen de Noormannen en de Angelsaksen zich langzaam en wordt het land weer één onder Koning Knoet de Grote (995 - 1035). Knoet was een veel betere koning dan verwacht. Hij respecteerde de Angelsaksische wetten en bestuurde het land wijs en rechtvaardig. Knoet was in zijn tijd de machtigste vorst van Europa, omdat hij koning was van Denemarken, Noorwegen en Engeland.

Elfde eeuw  

1000 AD was de kerstening van West-Europa ongeveer voltooid. Velen meenden toen dat daarmee het einde der tijden aanstaande was. Toen de wereld niet bleek te vergaan, veerde heel christelijk Europa op. Er werden duizenden kerken en kloosters gebouwd, die niet alleen een religieuze functie hadden, maar zich ook ontwikkelden tot centra van cultuur en geleerdheid. In die tijd konden namelijk vrijwel alleen monniken en hogere geestelijken lezen en schrijven. Een andere expressie van een nieuwe christelijk-Europese identiteit waren de kruistochten, die een tot dan toe ongekend multinationaal karakter hadden. Frankrijk speelde een belangrijke rol in vier van de negen kruistochten. Deze kruistochten hadden geen blijvend militair resultaat, maar hadden wel culturele uitwisseling tussen West-Europa en het Midden-Oosten tot gevolg en bestendigden de rivaliteit tussen het christendom en de islam, die al dateerde uit de 7e eeuw. In het begin van de elfde eeuw waren de maritieme republieken acht belangrijke stadstaten die bloeiden in Italië en Dalmatië. Deze stadstaten waren republieken in de zin dat ze formeel onafhankelijk waren, hoewel de meeste ontstaan waren uit grondgebied dat ooit onder het Byzantijnse Rijk viel, met uitzondering van Genua en Pisa. Al deze steden hadden een overheid waarin kooplieden een grote rol speelden. De maritieme republieken hadden een essentiële rol in de latere kruistochten. Ze leverden schepen voor troepentransport en ondersteuning, maar profiteerden vooral op politiek en handelsgebied.

1030 AD zetten de Noormannen vaste voet aan de grond en beginnen met de verovering van Zuid-Italië.

1035 AD sterft Knoet en er ontstaat een opvolgingsstrijd tussen zijn zonen, Harold Hazenvoet en Hardeknoet. Hardeknoet (1018 - 1042) was de wettige koning van Engeland en zette een expeditie op touw om Harold af te zetten. Toen de expeditie in Engeland aankwam, was Harold echter al overleden en werd Hardeknoet de onbetwiste koning. Hij maakte zich door hoge belastingen erg impopulair. Hij haalde de zoon van Ethelred, Eduard de Belijder, terug naar Engeland om hem tot zijn troonopvolger te maken.

1040 AD verwierven de nomadische Seltsjoeken macht over een agrarische samenleving met een sedentaire cultuur en stichtten zij het Grote Seltsjoekenrijk (1040 - 1194). De Grote Seltsjoeken-dynastie was één van de machtige Turkse dynastieën die heersten in de islamitische wereld. Het Grote Seltsjoekenrijk bracht een nieuwe politieke stabiliteit in de islam, die grotendeels opnieuw was verenigd onder één enkele staat, voor het eerst sinds de vroege jaren van de Abbasiden. Met zijn centrum in Iran controleerde het Grote Seltjoeken-rijk een gebied dat zich uitstrekt van het Hindoekoesj gebergte tot in Anatolië en van Centraal-Azië tot de Perzische Golf.

1042 AD sterft Hardeknoet en de kroon komt toe aan Eduard de Belijder (1004 - 1066), een Angelsakser. Eduard was een erg religieuze man, vandaar zijn bijnaam Eduard de Belijder. Hierdoor was hij erg kuis en deed hij aan seksuele onthouding. Hij kreeg geen kinderen. Zijn regering was erg onrustig, omdat Eduard die zijn jeugd in Normandië had doorgebracht nu veel Normandiërs een invloedrijke positie gaf en dit zinde de Saksische earls niet. Eduard liet Westminster Abbey bouwen. Toen Eduard stierf, barstte er een opvolgingsstrijd uit.

Door de Byzantijns-Seltsjoekse oorlogen van 1048 tot 1204, een reeks veldslagen, verschoof de macht over Anatolië van de Byzantijnen naar de Seltsjoeken, die oorspronkelijk uit Centraal-Azië kwamen en uiteindelijk het Grote Seltsjoeken-rijk stichtten in het Midden-Oosten.

1050 AD leidt een economische groei in de Lage Landen leidt tot het ontstaan van Hanzen, een samenwerkingsverbond tussen handelaren en steden en gilden, een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. Een drukpers, een handmatig werktuig dat gebruikt werd om teksten of afbeeldingen in oplage te vermenigvuldigen was reeds in China in gebruik.

1054 AD zorgde het Oosters Schisma voor de scheuring binnen de christelijke kerk tussen de Oosters-Orthodoxe Kerk aan de ene kant en de Rooms Katholieke Kerk aan de andere kant. Toen beide kerken elkaar wederzijds excommuniceerden, was dit Schisma tussen oost en west feitelijk het eindresultaat van een voorafgaande eeuwenlange periode van vervreemding tussen de twee kerken. De oosters-orthodoxe en de Rooms Katholieke Kerk hebben overwegend dezelfde geloofsleer. Als verschilpunten kunnen vermeld worden:

  • De universele jurisdictie en onfeilbaarheid van de paus wordt door de orthodoxen niet erkend.

  • De pauselijke suprematie wordt niet aanvaard. Bisschoppen zijn enkel opvolgers van de apostelen en niet van Christus.

  • Een historisch strijdpunt met de westerse kerken is de theologische kwestie over het ontstaan van de Heilige Geest, de Rooms Katholieke Kerk leert dat de Heilige Geest niet alleen uit de Vader, maar ook uit de Zoon voortkomt.

  • De Orthodoxe Kerk verwerpt de leer van het Vagevuur, de doop met enkel besprenkeling (in de Orthodoxe Kerk met volledige onderdompeling), het niet toestaan van een scheiding tussen man en vrouw (in de Orthodoxe Kerk tot twee keer toegestaan) en het gebruik van ongezuurd brood bij de liturgie.

  • De Onbevlekte Ontvangenis van Maria en de Hemelvaart van Maria zijn geen dogma's in de Orthodoxe kerk.

  • De liturgie is anders en wordt als onveranderlijk beschouwd. De mensen staan in plaats van te zitten. Tussen altaar en gelovigen bevindt zich een iconenwand of iconostase. Deze vormt de scheiding tussen de altaarruimte en het schip van de kerk. In westerse kerken worden de gebeurtenissen afgebeeld in hun chronologische volgorde, van west naar oost en vormen als het ware 'een boek aan de wand'. In de Byzantijnse kerken zijn de afbeeldingen gerangschikt in een cirkel in de koepel.

  • Priesters en de lagere clerus mogen gehuwd zijn. Hun priesterwijding bevestigt hun gehuwde of celibataire levensstaat. Bisschoppen worden altijd uit monniken gekozen en zijn altijd ongehuwd. De orthodoxe gelovigen slaan het kruis andersom. Ook is het verschil in het slaan van een kruis dat de orthodoxen daarbij hun duim, wijs- en middelvinger tegen elkaar aandrukken.

1066 AD wordt, na de dood van Edward, de Belijder, de Engelse troon opgeëist door drie mannen, Harold Godwinson (1023 - 1066), graaf van Wessex, koning Harald III van Noorwegen en hertog Willem van Normandië (1022 - 1128). Het is Harold Godwinson die door de Engelse edelen wordt uitgeroepen tot koning Harold II, hij wist in het noorden van Engeland de Noren en hun bondgenoten te verslaan. Maar in het zuiden van Engeland viel Willem van Normandië het land binnen en versloeg koning Harold II in de Slag bij Hastings. Willem de Veroveraar voerde het continentale leenstelsel in. Het land van de meeste Angelsaksische edelen werd onteigend en in leen gegeven aan Normandische edelen.

In Frankrijk behielden de Normandiërs een eigen identiteit en een grote mate van onafhankelijkheid, die eigen militaire avonturen mogelijk maakte, onder andere tijdens de kruistochten in het huidige Syrië en tijdens de Reconquista op het Iberische Schiereiland als bondgenoten tegen de Saracenen. In Zuid-Italië werd in de 11e eeuw zelfs een Normandisch koninkrijk gesticht, ten koste van Moorse invloed.  De ondertussen verfranste Normandiërs lanceerden ook een succesvolle aanval op het toen nog Angelsaksische Engeland met de Slag bij Hastings, waardoor dit land een Franssprekende heersende klasse kreeg. Deze zou blijvende invloed op de Engelse taal en cultuur uitoefenen.

1069 AD sloot de Seltsjoekse Sultan Alp Arslan (1029 - 1072), om overbodige vijandelijkheden met de Byzantijnen te vermijden en zijn noordelijke flank tegen Byzantijnse aanvallen te beveiligen, een vredesverdrag met Byzantium, ondanks een eerdere aanval van een Byzantijns leger die hij had moeten afweren. De prioriteit van Sultan Alp Arslan was de eliminatie van zijn grootste rivalen in Syrië en Egypte, de Fatimiden. Tijdens zijn campagnes tegen de Fatimiden bouwde Alp Arslan tegelijk een netwerk van allianties uit in de Kaukasus. Hij wilde al zijn krachten inzetten tegen de Fatimiden.

1071 AD had Alp Arslan ingestemd om het verdrag met de Oost-Romeinen te vernieuwen, maar de Byzantijnse keizer Romanus IV Diogenes (1010 - 1072) gebruikte dit verdrag om Alp Arslan lang genoeg af te leiden zodat hij met een groot leger in Oost-Anatolië kon doortrekken. Hij wilde een verrassingsaanval op de Seltsjoeken in hun achterzijde uitvoeren. Hiervoor had Romanus het grootste leger in de Romeinse geschiedenis bijeen verzameld. Het bestond uit behalve Byzantijnse korpsen, ook nog uit van Armeense, Duitse, Normandische, Russische, Georgische, Bulgaarse troepen en zelfs sjamanistische Turkse huurlingen, in totaal ruim 100,000 manschappen. Daarop haastte Alp Arslan met zijn elitetroepen en cavalerie van Aleppo naar Ahlat. In Ahlat voegden zijn bondgenoten, zoals de Koerdische Mervani emir Nizameddin en de andere Turkse prinsen in het gebied, zich bij hem. Omdat het nieuws van de Byzantijnse inval hem laat had bereikt, kon Alp Arslan niet zijn volledige leger tijdig verzamelen, het Seltsjoekse leger bestond uit ongeveer 30.000 strijders. Toen de twee legers elkaar ontmoetten, waren de Byzantijnen sterker in aantal. Deze slag tussen de Byzantijnse keizer en de Seltsjoekse Sultan maakte een diepe indruk op de tijdgenoten. Zowel de islamitische als de christelijke kronieken waren zich bewust van de grote issues die op het spel stonden. Ondanks de numerieke kracht van de Byzantijnen, slaagde Alp Arslan erin waarin de eerdere moslimvorsten eeuwenlang gefaald waren. In de Slag bij Manzikert bracht Alp Arslan een vernietigende nederlaag toe aan het keizerlijke Oost-Romeinse leger en nam keizer Romanus gevangen. De overwinning was het resultaat van de tactische manoeuvres van de Turkse nomadische steppecavalerie die via geveinsde terugtocht de vijand trapsgewijs in de val lokte, vijandelijke strijdformaties werden gedesorganiseerd, omsingeld via een tangbeweging en uiteindelijk vernietigd.

1072 AD stuurde Alp Arslan , na de breuk van verdrag met Romanus, Artuk Beg op veldtocht naar het Byzantijnse Anatolië. De geleidelijke verovering van Anatolië was niet een politiek project van Alp Arslan, maar het voltrok zich in die context spontaan door de Turkse gazi's (krijgers), na de overwinning van Alp Arslan bij Manzikert. De Turkse verovering van Anatolië leidde niet tot een fundamentele breuk in de culturele en religieuze tradities van de lokale bevolking, omdat de Turkse veroveringen niet gedreven waren door bekeringsdrang. Nadat de Turkse migranten zich gevestigd hadden in Anatolië, legden ze relaties aan met de Assyrische christenen, orthodoxe Grieken, Armeniërs en Gregoriaanse monofysitische Jakobieten. Uit deze kruisbestuiving van culturen groeide de politieke cultuur waarvan de Rum Seltsjoeks en later de Osmanen uitvoerig gebruik maakten.

1075 AD ontstaat de Investituurstrijd, een machtsstrijd tussen de Rooms Duitse keizers en de Paus over de benoeming van hogere geestelijken, de rijksbisschoppen, en de abten en abdissen van de rijksabdijen, geestelijke instellingen onder voogdij van de keizer. De strijd kwam echt tot uitbarsting tussen Duitse keizer Hendrik IV (1050 - 1106) en Paus Gregorius VII (1020 - 1085). Enerzijds bemoeide de Paus zich met de Saksische oorlogen, waardoor het koninklijk gezag werd ondermijnd, anderzijds was de benoeming van een bisschop van Milaan door Hendrik IV de druppel die de emmer deed overlopen. 

1092 AD kwam er, na het bewind van de Seltsjoekse Sultan Malik Sjah (1055 - 1092), een eind aan de eenheid van het Grote Seltsjoeken-rijk en viel het rijk uiteen in vele regionale staten onder verschillende nevenlinies van de dynastie. Een zeer belangrijke neventak was die van het Sultanaat Rûm, die bijna geheel Anatolië veroverde. Zij waren de voorlopers van de Osmaanse Turken.

In alle steden van de Lage Landen ontstaat geleidelijk het patriciaat, een geldaristocratie van niet-adelijke families. Het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant, het hertogdom Gelre en het graafschap Holland groeien uit tot onafhankelijke vorstendommen.

1096 AD roept Paus Urbanus II (1035 - 1099) op tot de Eerste Kruistocht nadat de Byzantijnse Keizer Alexius I militaire hulp had gevraagd tegen invallen van de Turkse Seltsjoeken. De Paus hoopt ook de eenheid in de Kerk te kunnen herstellen na het Schisma en hij wilde bovenal het Heilige Land bevrijden van de moslims, zodat Jeruzalem weer een veilige plek werd voor christenen. Wie deelnam aan de kruistocht kreeg materiële steun, zijn persoon en goederen stonden voor de duur van de kruistocht onder de bescherming van de Kerk, elke deelnemer kreeg een algemene aflaat dit was een vrijstelling voor alle zonden, een vrijstelling van belasting, een opschorting van schulden en de bevrijding van lijfeigenschap. De deelnemers aan de Eerste Kruistocht waren voor het grootste deel Franse, Duitse en Normandische ridders, ook Godfriet van Bouillon (1060 - 1100), hertog van Neder Lotharingen, nam deel. Nog voor de eigenlijke ridderlegers van de eerste kruistocht op weg gingen, waren er reeds verschillende groepen vertrokken in de zogenaamde Volkskruistocht. De belangrijkste groepen stonden onder leiding van Peter de Kluizenaar en ridder Walter Sans-Avoir. Zij trokken al plunderend over de Balkan en de Byzantijnse Keizer Alexius I (1048 - 1118) wilde er zo snel mogelijk vanaf. Het pelgrimsleger van de volkskruistocht kwam aan in Constantinopel, waar het werd overgezet naar Klein-Azië en verslagen werd bij Civitot door de Seltsjoekse Sultan Kilij Arslan I (1079 - 1107). In het voorjaar van 1097 AD kwam het eigenlijke ridderleger per schip aan in Constantinopel en Keizer Alexius I trachtte hen ertoe te bewegen een eed van trouw aan hem af te leggen als leenheer. Een aantal van hen gaf daaraan knarsetandend gevolg, maar de Normandische vorsten van Zuid-Italië die al jaren met Byzantium overhoop lagen, hadden dit voorzien en reisden zonder Constantinopel aan te doen naar de Levant. De kruisvaarders begonnen snel met de belegering van Nicea, de hoofdstad van het gebied van Kilij Arslan I. Hij dacht dat het terug om een groep haveloze schooiers ging, maar toen hij hoorde dat het echte leger van de Kruistocht aangekomen was en dat hij zijn hoofdstad aan het verliezen was, was hij gedwongen terug te keren. Kilij Arslan I moest het opnemen tegen een leger van meer dan 600.000 soldaten onder leiding van Godfried van Bouillon terwijl zijn eigen leger maar 70.000 soldaten telde. Nicea viel en de kruisvaarders droegen hun verovering volgens afspraak over aan de Byzantijnse keizer. Kilij Arslan I ging daarna over op een guerrillastrategie om het kruisvaardersleger in Anatolië uit te dunnen door middel van de strategie van toeslaan en terugtrekken. De Turkse soldaten begonnen met hun plotselinge aanvallen, in de meest onverwachte plaatsen en op de meest onverwachte tijden. Toen het leger van de Kruistocht aangekomen was in het Antiochië, het uiterste Oosten van Turkije, telde het nog 100.000 man. Er ontstond onenigheid en het leger werd opgesplitst, een deel veroverde de stad en vestigden er het Prinsdom Antiochië . Het andere deel van veertigduizend soldaten ging door naar Jeruzalem. Zij veroverden Jeruzalem en stichtten er een Koninkrijk Jeruzalem dat standhield van 1099 tot 1187. De inname van Jeruzalem was een van de grootste slachtingen uit de middeleeuwse geschiedenis. Dit bloedvergieten was in de ogen van de overwinnaars een geheiligde daad in een Heilige Oorlog die God wilde, "Deus io vult!" was hun strijdkreet. De onthoofding van de tegenstander was de boetedoening. Keizer Alexius I had nauwelijks reden om tevreden te zijn. Het Seltsjoekse Rijk bestond nog, was niet verslagen, al was het wel behoorlijk verzwakt maar bovendien kreeg Byzantium nu te maken met de nieuw ontstane kruisvaardersstaten. Het was maar de vraag of zij vriend of vijand waren. In Syrië en Palestina stichtten de kruisridders daarna enkele kruisvaardersstaten, waaronder het graafschap Edessa en het graafschap Tripoli. Damascus bleef echter in het bezit van de Seltsjoeken.

Twaalfde eeuw

Begijnen waren alleenstaande vrouwen die rond het einde van de elfde, begin twaalfde eeuw in heel West-Europa opkwamen. Onder invloed van een combinatie van economische, sociale, religieuze en politieke factoren pionierden zij op twee vlakken. Zij zetten een nieuwe levensstijl neer en zijn de uitvindsters van een nieuw literair genre, de volkstaal-theologie. De mannen die tot deze levensstijl overgingen, noemt men begarden. In West-Europa ontstonden spontane en georganiseerde religieuze bewegingen die aanspoorden tot een terugkeer naar de oorsprong van de Kerk zoals beschreven in het Nieuwe Testament en de Handelingen van de apostelen. Deze Apostolieken streefden naar een leven in eenvoud, armoede en kuisheid uit protest tegen een geestelijkheid die openlijk samenleefde met concubines en geen aandacht meer had voor hun parochianen.

Bevelhebbers aan de oostelijke kant van de Middellandse Zee gaan gebruik maken van de slingerarm. Deze is zeer geschikt om grote burchten mee aan te vallen en kan stenen van maar liefst 100 kg tot 150 meter wegslingeren.

1120 AD wordt  in Jerusalem de Orde van de Tempeliers of Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo opgericht. Het was een christelijke kruisridderorde, die ten tijde van de kruistochten als klein onderdeel van de kruisvaarderslegers, een Heilige Oorlog tegen de moslims voerde in het Heilige Land. De orde is ontstaan uit een broederschap van vooral Franse kruisvaarders. De broederschap legde de klassieke monastieke beloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af ten overstaan van de Latijnse patriarch van Jeruzalem. De orde werd officieel erkend door de Katholieke Kerk en bleef bijna tweehonderd jaar bestaan. De Tempeliers werden uiteindelijk zo machtig en rijk, dat de Franse koning Filips de Schone er in 1312 alles aan deed om van hen af te komen. De broederschap bestond aanvankelijk uit een kleine groep ridders die het plan had opgevat om de pelgrims in Palestina te beschermen. De pelgrims werden tijdens hun tochten door het Heilige Land, van de ene naar de andere door kruisvaarders beschermde plaats, regelmatig slachtoffer van overvallen door autochtonen van het platteland. Dankzij die privileges en dankzij haar heldere en sympathieke doel werd van de Orde van de Tempeliers snel populair. Veel rijke edelen traden toe. Vanwege de gelofte van armoede, moesten die edelen hun vermogen aan de orde in beheer geven. Daardoor groeide ze uit tot de rijkste instelling van Europa. Het enorme vermogen, de belastingvrijstelling en het ongehinderd kunnen reizen maakten de orde de ideale bankier. Halverwege de twaalfde eeuw was de orde daar zo succesvol mee, dat ze overal in Europa landerijen, kerken en kastelen bezat. Het was een dekkend netwerk van bankfilialen waar de Europese burger met zijn spaargeld of voor internationale betalingen naartoe kon. De Orde van de Tempeliers was daarmee de eerste Europese multinational.

1135 AD krijgen tijdens de regering van koning Stefanus van Blois (1096 - 1154), de laatste koning uit het Normandische huis, de feodale baronnen het in Engeland voor het zeggen en was er opnieuw sprake van burgeroorlog en wetteloosheid. De zwakke koning moest grote stukken van het grondgebied afstaan aan de Welshmen en de Schotten. Ook voerde hij een langdurige strijd met zijn nicht Mathilde, die door haar vader Hendrik I als opvolger was aangewezen. Deze strijd leidde tot zijn tijdelijke val, waarna opnieuw een periode van grote onrust volgde. Mathilde hield het niet lang vol en keerde terug naar Frankrijk. Mathildes zoon zou Stefanus opvolgen als Hendrik II.

1147 AD wordt het Concilie van Reims, de eerste bijeenkomst over een methodische bestrijding van ketters en heksen, gehouden en dit is de eerste aanzet tot de Inquisitie, een rechtbank van de Katholieke Kerk, belast met de opsporing van ketters en het onderzoek en het opleggen van straffen aan die ketters. De Tweede Kruistocht van 1147 tot 1149, wordt opgestart naar aanleiding van de val van het graafschap Edessa dat was gesticht tijdens de Eerste Kruistocht door Boudewijn van Boulogne (1068 - 1118). Als eerste gestichte kruisvaardersstaat was het nu ook de eerste die viel. De Tweede Kruistocht werd aangekondigd door Paus Eugenius III (1153 ), en het was de eerste kruistocht die geleid werd door Europese koningen, namelijk Lodewijk VII van Frankrijk (1120 - 1180) en Rooms Keizer Koenraad III (1093 - 1152). De legers van de twee koningen marcheerden gescheiden van elkaar door Europa. Nadat ze binnenvielen in het Byzantijnse grondgebied in Anatolië, werden beide legers afzonderlijk van elkaar verslagen door de Seltsjoeken. De Byzantijnse keizer Manuel I Komnenos (1120 - 1180) zou in het geheim de voortgang van de kruisvaarders verhinderd hebben, vooral in Anatolië waar ze op zijn bevel door de Turken werden aangevallen. Lodewijk VII, Koenraad III en de restanten van hun legers bereikten Jeruzalem en namen deel aan een onverstandige aanval op Damascus. De kruistocht in het oosten was een mislukking voor de kruisvaarders en een grote overwinning voor de moslims. Het zou uiteindelijk een belangrijke invloed hebben op de val van Jeruzalem en aanleiding geven tot een Derde Kruistocht. Het enige succes van de Tweede Kruistocht was voor een gecombineerde troepenmacht van 13.000 Vlamingen, Friezen, Normandiërs, Engelsen, Schotten en Duitse kruisvaarders. Zij waren per schip op weg naar het Heilige Land, maar onderweg stopte het leger om een Portugees leger van 7000 man te helpen in het veroveren van Lissabon. Zo verdreven ze er de Moorse bezetters.

1154 AD wordt Hendrik II (1133 - 1189) de eerste koning van Engeland uit het Huis Plantagenet. Van zijn vader Godfried van Anjou, erft hij de Franse graafschappen Anjou, Maine en Touraine, evenals zijn voorgangers was hij ook hertog van Normandië. Hij trouwde met Eleonora van Aquitanië, die voorheen getrouwd was geweest met de Franse koning Lodewijk VII. Zij was de erfgename van uitgestrekte gebieden in het zuidwesten van Frankrijk, en hierdoor was Hendriks macht in Frankrijk groter dan die van de Franse koning Lodewijk VII. Het leengebied Aquitanië werd als bruidsschat ingebracht door Eleonora van Aquitanië toen ze trouwde met Hendrik II van Engeland. Opeenvolgende Engelse koningen waren sindsdien vaak zeer onwillig om de Franse koning eer te betuigen als leenheer voor dat gebied. Aquitanië werd dus een twistappel tussen Engeland en Frankrijk. Hendrik II breidde zijn bezittingen in het zuiden van Frankrijk zelfs nog uit, ook Bretagne werd door hem ingepalmd. Hendrik II werd aldus een van de machtigste vorsten van Europa. Ook in andere richtingen probeerde hij zijn rijk uit te breiden in Schotland, Wales en Ierland. Onder Hendrik II kwamen in Engeland kerk en staat met elkaar in conflict. De clerus genoot in de middeleeuwse maatschappij allerlei voorrechten, geestelijken konden slechts berecht worden in kerkelijke rechtbanken. Omdat dit ook financiële consequenties had, was deze uitzonderingspositie de koning een doorn in het oog. Hendriks belangrijkste tegenspeler was de aartsbisschop van Canterbury, Thomas Becket (1118 - 1170). Becket ontvluchtte Engeland en een compromis tussen koning en aartsbisschop bleek onmogelijk, hoewel er daartoe een poging werd ondernomen. Becket keerde terug naar Engeland, maar werd kort daarna vermoord door vier overijverige ridders, die een verwensing van de koning wellicht te letterlijk hadden genomen. De koning moest openlijk boete doen. Becket werd heilig verklaard en Canterbury werd een bedevaartsoord. Hoewel de immuniteit van de clerus opnieuw bevestigd werd, zouden de koningen op den duur aan het langste eind trekken.

1171 AD veroveren de Soennitische Koerdische Ajjoebiden Egypte vanuit Syrië en Irak.

1177 AD wordt de strijd tussen de keizer van het Heilige Roomse Rijk en de Lombardische Liga, een stedenbond ter bescherming van de autonome steden en gesteund door de Paus, beslecht in het voordeel van de Paus en vanaf toen genoten de lokale heersers in het Koninkrijk Italië, vaak hertogen, een grote autonomie tegenover de keizer.

1178 AD had Al-Nasir Salah ad-Din Yusuf ibn Ayu, algemeen bekend als Saladin (1138 - 1193), een islamitische generaal van Koerdische afkomst, zich twee keer terug moeten trekken tijdens gevechten tegen het Koninkrijk Jeruzalem. Nadat er vrede was gesloten tussen de kruisvaardersstaten en Saladin, gebruikte hij deze vrede om zijn leger opnieuw op te bouwen.

1187 AD dreigde Reinoud van Châtillon (1125 - 1187) de heilige steden Mekka en Medina aan te vallen, en daarom deed Saladin aanvallen op Reinouds hoofdkwartier Kerak. Uit wraak viel Reinoud een karavaan pelgrims aan. Saladin deed een grote aanval op het Koninkrijk Jeruzalem en in de Slag bij Hattin werd een groot leger van christenen, met meer dan 20.000 soldaten, aangevoerd door Reinoud van Châtillon en Guy van Lusignan vernietigend verslagen door de moslim krijgsheer. Saladin liet de christenen uitdrogen door alle waterbronnen te vernietigen of te bezetten. Tijdens de slag werden Reinoud en Guy van Lusignan gevangengenomen, samen met vele tempeliers en hospitaalridders, die na gevangenneming dadelijk werden onthoofd. Ook Reinoud ontsnapte niet aan dit lot, hij werd door Saladin persoonlijk onthoofd. Lusignan werd gespaard. Na deze overwinning had Saladin weinig moeite om Jeruzalem in te nemen, de stad kwam, na 88 jaar geregeerd te zijn door kruisvaarders, weer in islamitische handen.

1183 AD wordt de vroegere Frankische gouw Pagus Bracbatensis, namelijk het landgraafschap Brabant, een Duits Rijksleen tussen Dender en Zenne, verheven tot het Hertogdom Brabant, dat onder leiding komt van Hendrik I van Brabant (1165 - 1235).

1189 AD wordt  Hendrik II van Engeland opgevolgd door zijn zoon Richard I Leeuwenhart (1157 - 1199), die Engeland vrijwel meteen verliet om deel te nemen aan de Derde Kruistocht. Zijn plaatsvervanger was zijn broer Jan, die volgens Robin Hood, een waar schrikbewind voerde. Toen Richard I terugkeerde maakte hij hem wel tot zijn erfgenaam. Omdat Richard I Leeuwenhart kinderloos sterft, wordt zijn broer Jan I koning. De Engelse gebieden accepteerden hem vrijwel direct, maar de Franse gebieden, met uitzondering van Normandië, schoven Jans neef Arthur naar voren als koning.

1189 AD riep Paus Clemens III (1191°), na de val van Jeruzalem, het christendom op tot de Derde Kruistocht. Als voornaamste leiders traden op de Duitse keizer Frederik Barbarossa (1122 - 1190) en de koningen Filips II van Frankrijk (1165 - 1223) en Richard Leeuwenhart van Engeland. Het Duitse leger kwam het eerst aan in Klein-Azië, maar toen Frederik Barbarossa er verdronk viel het Duitse leger uiteen. De Franse en Engelse koningen kwamen over zee en veroverden Akko. Richard Leeuwenhart veroverde een deel van de kuststreek dat het Koninkrijk Jeruzalem zou vormen, maar kon de stad zelf niet innemen. Opmerkelijk was de goede relatie tussen Richard Leeuwenhart en Saladin. Toen Richard gewond raakte stuurde Saladin hem zijn arts, in die tijd waren de moslims ver vooruit op de westerse geneeskunde. Er waren zelfs vredesonderhandelingen. Uiteindelijk kwamen Richard en Saladin in 1192 tot een overeenkomst: Jeruzalem zou in handen blijven van de moslims maar er zou vrij toegang worden verleend aan christelijke pelgrims.

1190 AD was Filips II Augustus (1165 - 1223) de eerste koning die zich Rex Franciae, koning van Frankrijk, ging noemen in plaats Rex Francorum, koning der Franken.

1194 AD leidde de groeiende economische crisis tot een reeks opstanden in het Seltsjoekse rijk. Dit bracht het einde van het Groot-Seltjsoekenrijk, een staat met Turks-Perzische cultuur, met zich mee. De leden van de Seltsjoekse dynastie begonnen steeds meer autonoom te handelen. Van de regionale Seltsjoekse staten die daaruit voortkwamen, waren vooral de Rum-Seltsjoeken van Anatolië in staat om nog gedurende meer dan honderd jaar verder te bestaan. Andere redenen voor de val van het Groot-Seltsjoekenrijk waren de opkomst van de kruistochten, het conflict met de Fatimiden, een kalifaat in Noord Africa, en ook de Abbasiden, een kalifaat in Saoudi Arabië, Iran en Irak, stelden alles in het werk om zich onafhankelijk te verklaren.

Dertiende eeuw

In het begin van de dertiende eeuw worden de eerste begijnhoven gebouwd voor begijnen, vrouwen die hun leven aan God wijden, zonder zich uit het wereldse leven terug te trekken, en dit uit protest tegen de geestelijkheid die openlijk samenleefde met concubines en geen aandacht meer had voor hun parochianen. De begijnhoven vormden ommuurde gemeenschappen die aan hun spirituele en materiële behoeften tegemoet kwamen.

De Postklassieke Periode in Mexico (1200 - 1519) was de tijd waarin de Azteken leefden. Het machtsvacuüm dat de stad Teotihuacán had achtergelaten in het Dal van Mexico werd aanvankelijk opgevuld door de stad Xochicalco, en later door de Tolteken. De Tolteken wisten hun macht vanuit hun hoofdstad Tollan over een groot deel van Meso-Amerika uit te breiden. Ze stonden bij latere volkeren in groot aanzien, sommige Azteekse goden vinden waarschijnlijk hun oorsprong in Tolteekse leiders. In 1168 werd Tollan vernietigd door de Chichimeken, waar waarschijnlijk de Azteken deel van uitmaakten. De Azteken leefden eerst als onderhorigen van de Tepaneken. Ze hadden zich gevestigd in het Texcocomeer, waar ze op eilandjes hun hoofdstad Tenochtitlan bouwden.

1202 AD stond de Vierde Kruistocht (1202 - 1204), op initiatief van Paus Innocentius III, (1160 - 1216) onder leiding van Bonifatius van Montferrat, Simon IV van Montfort, de Villehardouins en Boudewijn IX (1171 - 1205), graaf van Vlaanderen en Henegouwen. Deze werd oorspronkelijk gestart om het door moslims gecontroleerde Jeruzalem te heroveren. In plaats daarvan veroverden de kruisvaarders van West-Europa de christelijke oosters-orthodoxe stad Constantinopel, de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk. Dit wordt gezien als één van de laatste gebeurtenissen in het Oosters Schisma tussen de Oosters-Orthodoxe kerken en de Rooms Katholieke Kerk. De kruisvaarders stichtten het Latijnse Keizerrijk en andere "Latijnse" staten in het Byzantijnse grondgebied dat ze veroverd hadden. Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen werd tot eerste keizer van het Latijnse Keizerrijk verkozen, dat tot 1261 zou standhouden. De kruistocht werd door de Venetiaanse doge, Enrico Dandolo, volledig voor economische en politieke doeleinden benut. Een van de belangrijkste gevolgen van de vestiging van de westerse staatjes in het Oosten was geweest dat de Italiaanse zeemogendheden Venetië, Genua en Pisa er op economisch vlak wel bij voeren door de oprichting van handelskantoren die een bloeiende specerijenhandel onderhielden. Venetië verkreeg ontzaglijke handelsvoordelen en tevens de hegemonie over de Middellandse Zee. Aan de herovering van Jeruzalem dacht men helemaal niet meer. Hoewel het Byzantijnse gezag in Constantinopel hersteld werd, was wat er resteerde van het rijk uiteengevallen in een aantal elkaar beconcurrerende vorstendommen. De eenheid zou nooit meer geheel hersteld worden en de onenigheid betekende het begin van het einde voor Byzantium. Ook voor de kruisvaardersstaten was de verzwakking van Byzantium een teken aan de wand. Hoezeer zij ook de Grieken haatten en wantrouwden, hun eigen voortbestaan was niet mogelijk zonder een sterk Byzantium. De Vierde Kruistocht sneed daarmee diep in eigen vlees.

1209 AD bewerkstelligde de Franse kroon grote gebiedsuitbreidingen in het zuiden, waar na een pauselijke kruistocht tegen de 'ketterse' Katharen de Languedoc door Frankrijk werd ingelijfd. De Albigenzische Kruistochten van 1209 tot 1244, kruistochten die de Katholieke Kerk en de Franse koningen ondernamen tegen de katharen, maakten een einde aan de politieke bescherming van het katharisme in de Languedoc. Voor het Franse koningshuis van de Capetingen was het de ideale gelegenheid om grote delen van het zuiden van Frankrijk in te lijven. Paus Innocentius III wilde de ketterij in de Languedoc de kop indrukken, nadat zijn gezant Pierre de Castelnau vermoord was. Paus Innocentius III ging ervan uit dat de moord door een vazal van Raymond VI van Toulouse (1156 - 1222) was gepleegd. De paus riep een aantal Zuid-Franse kerkprovincies op: “Val de aanhangers van de ketterij aan nog onbevreesder dan destijds de Saracenen want zij zijn slechter.” Om de feodale heren van Noord-Frankrijk te winnen voor het kruisleger, gaf hij hen het recht om het land van de kathaarse beschermheren in bezit te nemen. Iedere deelnemer kreeg een volledige vergeving van de zonden. Innocentius III slaagde er niet in om de Franse koning Filips II Augustus te overtuigen. Deze had zijn handen vol aan de Duitsers en de Engelsen, maar gaf zijn vazallen wel toestemming aan de kruistocht deel te nemen. De Albigenzische Kruistochten hadden geen einde gemaakt aan het katharisme. Er waren nog talrijke toevluchtsoorden onaangeraakt gebleven maar toch mag het belang van de kruistochten niet onderschat worden. Gewoonlijk zochten de katharen bescherming bij de lokale heren die hen welgezind waren. Als deze ten val gekomen waren, verloren de katharen hun beschermheer en vertoonden ze zich ook niet meer in die omgeving. De Languedoc was niet langer een gastvrije plaats voor de katharen. De kruistochten hebben de weg vrijgemaakt voor de Inquisitie. Vóór de kruistochten zouden de stadsbesturen en de landelijke adel van de Languedoc nooit inquisiteurs toegelaten hebben op hun grondgebied. De katharen of Albigenzen waren een religieuze beweging die in die tijd een grote aanhang kende in de westelijke Languedoc. Ze lieten zich inspireren door het leven van Jezus Christus, maar hun mystieke, symbolische en dualistische interpretatie van de Bijbelverhalen week ver af van die van de Rooms Katholieke Kerk. Volgens de katharen was Satan almachtig op aarde en leidde enkel de spirituele bezieling van de Heilige Geest tot verlossing. Voor de katholieken was dit een ketterij die hard bestreden moest worden. De Albigenzische Kruistochten maakten een einde aan de politieke bescherming van het katharisme. De Inquisitie ging door met de vervolgingen tot er geen katharen meer waren.

1215 AD duurden de oorlogen in Frankrijk voort en de Engelse koning Jan I (1167 - 1216) verloor alle Franse gebieden. Net als zijn vader was Jan I veelvuldig in conflict met de kerk, hij kon zijn koningschap alleen redden door zijn land te besturen als een Pauselijk leen, hij bezat feitelijk geen land, vandaar zijn bijnaam Jan zonder Land. Zijn hele regeerperiode werd gekenmerkt door een strijd met de edelen, die na het verlies van de Franse gebieden massaal in opstand kwamen. Koning Jan I moest de Magna Carta ondertekenen, dat aan de baronnen veel rechten toekende. De Magna Carta is een uniek document, omdat voor het eerst gedetailleerd is vastgelegd op welke wijze de absolute macht van de koning beperkt wordt bij belastingheffing, feodale rechten en rechtspraak.

Omdat Hendrik III (1207 - 1272), de zoon van Jan zonder Land, minderjarig was, werd het land bestuurd door regenten, die volgens de Magna Carta bestuurden. Wanneer Hendrik III meerderjarig wordt, is hij vast van plan de koninklijke macht te herstellen. Hiermee maakte de jonge koning zich erg impopulair bij de edelen. Deze onvrede werd versterkt door de keuze van zijn hovelingen. Tot grote ergernis van de Engelsen bevoorrechtte Hendrik de Franse familieleden van zijn vrouw, Eleonora van Provence. Uiteindelijk leidde de onvrede tot gewapend verzet van de edelen. Na een korte strijd accepteerde de koning de Provisions of Oxford, waarin de toestemming werd gegeven tot de vorming van een parlement. De koning kwam echter snel terug op deze belofte en de strijd laaide opnieuw op.

1213 AD werd de Vijfde Kruistocht (1213 - 1221) ingezet als een poging om Jeruzalem en de rest van het Heilige Land te heroveren door eerst het machtige Egypte van de Ajjoebiden te veroveren. Paus Innocentius III en zijn opvolger Paus Honorius III (1160 - 1227) organiseerden kruisvaarderslegers onder leiding van koning Andreas II van Hongarije en hertog Leopold VI van Oostenrijk. Later deed ook een Duits leger onder leiding van Olivier van Keulen, waaronder contingenten Hollandse, Vlaamse en Friese soldaten, ten dele onder leiding van graaf Willem I van Holland (1167 - 1222), mee met de kruistocht. Om Egypte aan te vallen, werden ze bondgenoten van het Seltsjoekse Sultanaat Rûm in Anatolië, die de Ajjoebieden aanviel in Syrië in een poging om te beletten dat de kruisvaarders op twee fronten moesten vechten. De kruisvaarders stopten hun veroveringen nadat hun slinkende voorraad geleid had tot een gedwongen terugtocht. Een nachtelijke aanval onder leiding van de Ajjoebied Sultan Al-Kamil resulteerde in een groot verlies aan de kant van de kruisvaarders, en uiteindelijk moest het leger zich overgeven. Al-Kamil ging akkoord met een acht jaar durend vrede met Europa.

1228 AD begon de Zesde Kruistocht (1228 - 1229) als een poging om Jeruzalem te heroveren, zeven jaar na het falen van de Vijfde Kruistocht. Er waren maar weinig echte gevechten in deze kruistocht. Toen Rooms Duitse Keizer Frederik II (1194 - 1250) er eenmaal was aangekomen, was zijn leger dusdanig geslonken dat het aanvangen van een oorlog tegen de moslims in Jeruzalem zeker op een verlies zou zijn uitgelopen. Om geen gezichtsverlies te lijden rukte hij toch op naar Jeruzalem. Hij veroverde de stad maar, wetende dat zij onhoudbaar was, begon hij onderhandelingen met de moslims. Deze waren ook onderling in conflicten betrokken en ook bij hen was een oorlog met de christenen niet erg wenselijk. Het liep dus uit op een compromis, dat inhield dat de moslims Jeruzalem onder hun hoede kregen, maar dat de christenen vrije doortocht hadden naar hun heilige bedevaartplaatsen.

1248 AD werd de Zevende Kruistocht, (1248 - 1254) georganiseerd door Lodewijk IX van Frankrijk (1214 - 1270) om Jeruzalem te heroveren op de Saracenen, die de stad in 1244 op de kruisvaarders veroverd hadden en daarna geplunderd. Aan de kruistocht namen behalve Lodewijk IX ook drie van zijn broers deel, Alfons, graaf van Poitiers en Toulouse, Robert van Artois en Karel I, graaf van Anjou. Het leger bestond waarschijnlijk uit zo'n 25.000 man, van wie 1500 ridders en 5000 kruisboogschutters. Tien maanden wisten zij het Egyptische havenstad Damiate bezet te houden, waarna de moslims weer de overhand kregen. De meeste militairen gingen toen terug naar huis, maar Lodewijk IX voer naar Syrië. Daar heeft hij vier jaar op versterking gewacht en de kuststeden verdedigd. Hij stuurde de Vlaamse franciscaan Willem van Ruysbroeck naar Möngke, de khan van de Mongolen, om te zorgen dat deze een einde zou maken aan het bondgenootschap met de moslims. Toen dit mislukte ging ook Lodewijk IX terug naar Frankrijk.

1250 AD krijgen  in het leger van het Ajjoebidische Rijk de Mammelukken, Islamitische slaven van Turkse origine, de macht in handen. De Mammelukse emirs leidden een succesvolle staatsgreep en vermoordden de Ajjoebidische Sultan waarna ze Egypte voor zich konden opeisen.

1261 AD wordt Constantinopel door de Patriarch van Constantinopel heroverd op het Latijnse Keizerrijk, een kruisvaardersstaat. De Patriarch werd gesteund door de keizer van Nicea, en het Griekse gezag werd zo hersteld.

1270 AD gaat de Achtste Kruistocht naar Tunis en wordt geleid door Lodewijk IX van Frankrijk en ook Gwijde van Dampierre (1226 - 1305) neemt mee deel aan de zijde van de Franse koning. Door de aanvallen van de Mammelukse Sultan Baibars (1223 - 1277) op het restant van de kruisvaardersstaten in Syrië werd besloten om deze kruistocht te ondernemen. Door allerlei ziektes verzwakte de legermacht snel. Lodewijk IX overleed zelf aan pest, dysenterie of tyfus en werd na zijn dood teruggebracht naar Lyon en daar bijgezet in de cathédrale Saint-Jean-Baptiste-et-Saint-Étienne. Er werd een overeenkomst gesloten met de Sultan van Tunis en de christenen kregen handelsrechten met de stad en mochten er zich monniken en priesters vestigen.

1271 AD wordt de Negende Kruistocht, ook wel Lord Edward's Kruistocht genoemd, gezien als de laatste middeleeuwse kruistocht tegen de moslims in het Heilige Land. Lodewijk IX van Frankrijk faalde in het veroveren van Tunis in de Achtste Kruistocht en nadat het beleg was afgeblazen sloot Karel van Anjou, de broer van Lodewijk IX, zich met zijn legermacht aan bij koning Eduard I van Engeland (1239 - 1307) om Akko in Syrië tegen Baibars, de Mammelukse Sultan van Egypte en Syrië, te verdedigen, deze kruistocht wordt de Negende Kruistocht genoemd. In deze kruistocht waren een aantal overwinningen voor Edward I te vieren op generaal Baibars. De kruistocht leverde uiteindelijk niet veel meer op dan een terugtrekking, omdat Edward I zorgen aan het thuisfront had en hij geen middelen zag om alle interne conflicten in de overige staten op te lossen. Ook zou het moreel van de kruisvaarders geheel zijn verdwenen in deze periode. Toen Eduard I, de zoon van Hendrik III, op kruistocht was, stierf Hendrik III en wordt Eduard koning. Eduard I bracht het grootste deel van zijn regeerperiode door met oorlog voeren, hij wilde heel Groot-Brittannië onder zijn heerschappij brengen. Zijn eerste doelwit was Wales, Eduard I viel Wales binnen en veroverde het. Op binnenlands gebied was Eduard I bekend vanwege het bijeenroepen van het eerste parlement met een Lagerhuis en een Hogerhuis en vanwege het verdrijven van de Joden.

Marco Polo (1254 - 1324) was een Venetiaanse handelaar en ontdekkingsreiziger. Hij reisde tussen 1271 en 1295 naar, voor Europa, grotendeels onbekende gebieden zoals Perzië, China en Indië. Hij wist in dienst van de Mongoolse heerser Koeblai Khan unieke informatie over Azië te verzamelen. Na terugkeer in Venetië beschreef hij de door hem bezochte landen. Dit boek had in de late middeleeuwen grote invloed op het Europese beeld van het oosten. Marco Polo beschreef de pracht en luister van China en het Mongoolse Rijk en vermeldde vele in Europa onbekende zaken zoals het gebruik van papiergeld, steenkool, het bestaan van Japan, enz. De door Marco Polo opgedane geografische kennis werd gebruikt door gerenommeerde cartografen en stimuleerde, aan de vooravond van het tijdperk van de grote ontdekkingen, ontdekkingsreizigers.

1280 AD bezocht Marco Polo China, toen hier de Mongoolse Yuan-dynastie aan de macht was. De Yuan-dynastie (1279 - 1368) was de voortzetting van het Mongoolse Rijk. Anders dan bij de Chinese dynastieën hanteerden de Mongolen geen eerstgeboorterecht als principe voor opvolging. Iedere man die in rechte lijn rechtstreeks van Dzjengis Khan afstamde kon in principe khagan en later keizer van de Yuan-dynastie worden. De belangrijkste inkomstenbron voor de staat was echter het monopolie op zoutwinning. Hoewel katoen al in de periode van de late Song-dynastie werd geïntroduceerd begon de Yuan voor het eerst de katoenproductie systematisch te stimuleren. Er werden nieuwe variëteiten ontwikkeld waardoor katoen ook in meer noordelijk gelegen delen van het land verbouwd kon worden. Een van de grootste verdiensten van de dynastie was het handhaven van monetaire stabiliteit van het papiergeld gedurende een periode van bijna honderd jaar. De Yuan gaf alleen papiergeld uit dat ook werkelijk gedekt werd door de reserves in zilver.

1278 AD wordt Gwijde van Dampierre Graaf van Vlaanderen.

1285 AD wordt Filips IV de Schone (1268 - 1314) koning van Frankrijk en Gwijde van Dampierre, Graaf van Vlaanderen, sluit een verbond met Eduard I van Engeland tegen de Franse koning, waardoor de moeilijkheden tussen Vlaanderen en Frankrijk begonnen.

1286 AD heeft Eduard I ook interesse in de aangelegenheden van het buurkoninkrijk Schotland. Hij zag zijn kans schoon, toen koning Alexander III van Schotland (1241 - 1286) met paard en al van een klif stortte. Omdat de minderjarige Margaret van Noorwegen erfgename was, vreesden de Schotse edelen voor een troonstrijd en zij riepen de hulp in van Eduard I. Eduard I wees John Balliol aan als de rechtmatige koning van Schotland en gebruikte hem als stroman om het land te besturen.

1295 AD verbindt Frankrijk zich door de 'Auld Alliance' met Schotland, dat door Engeland vanuit het noorden en het zuiden permanent werd bedreigd.

1297 AD begon de Vlaamse opstand, dit was een conflict tussen enerzijds de patriciërs, een gesloten groep van kapitalisten die rijk geworden zijn door de handel en industrie van laken en linnen en anderzijds de adel en de koning. Leliaerts, kiezen de zijde van de Franse koning tegen de Klauwaards of Liebaards, aanhangers van de graaf van Vlaanderen. In Engeland viel Eduards poging om Schotland zelf te besturen in slechte aarde en later dat jaar kwamen de Schotten in opstand zij versloegen het Engelse leger. Dit kon Eduard I niet over zijn kant laten gaan en hij nam persoonlijk de leiding over de Engelse legers in Schotland op zich, hij behaalde een eclatante overwinning, waarmee hij zijn tactische vaardigheden demonstreerde en de bijnaam "Hammer of the Scots" kreeg.

1299 AD was het begin van het Ottomaanse Rijk (1299 - 1922). In het noordwesten van Anatolië wordt Osman I (1258 - 1326), zoon van Ertuğrul, leider van zijn stam de Kayi. Osman I was met zijn voorouders naar Anatolië gekomen tijdens de tweede grote Turkse migratiegolf, onder druk van de veroveringstochten van de Mongolen, die onder leiding stonden van Dzjengis Khan.  Osman en zijn vader hebben gestreden om de islam te verspreiden.

 



**********